In deze zaak is aan de orde een geschil tussen de executeurs van de nalatenschap van Koen Everink, erflater, en X, die van de moord op Koen Everink wordt verdacht.

Erflater en X waren bevriend, zij bezochten samen casino’s in een periode waarin X gokverslaafd was.

In oktober 2015 heeft erflater bedragen geleend aan X . Delen daarvan zijn door X afgelost. Op 8 november 2015 heeft erflater met X een overeenkomst van geldlening gesloten voor een bedrag van € 27.750. Deze overeenkomst is vastgelegd in een contract. Onderdeel van deze overeenkomst vormen de bedragen die erflater al in oktober 2015 aan X had geleend en nog niet door X waren terugbetaald. Op 27 november 2015 heeft erflater namens zijn bedrijf nog een overeenkomst van geldlening gesloten met X voor een bedrag van € 40.000. Deze overeenkomst is eveneens vastgelegd in een contract.

De executeurs vorderen terugbetaling van het geleende geld.

X beroept zich onder andere op vernietiging van beide leenovereenkomst wegens misbruik van omstandigheden. Dit beroep slaagt. Misbruik van omstandigheden is aanwezig, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling (zoals het sluiten van een overeenkomst), het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden (zie artikel 3:44 lid 4 BW)

Erflater was een vermogend man. X was dat niet en aannemelijk is dat erflater dat wist. Hij was immers met X bevriend en X heeft in korte tijd grote bedragen van hem geleend. Daarnaast is de gokverslaving van X van groot belang. Volgens X was erflater van zijn gokverslaving op de hoogte. Tijdens de zitting is door verweerders verklaard dat zij niet weten of erflater wel wist dat X met het geleende geld ging gokken. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd betwist dat erflater wist dat X gokverslaafd was. Voor dit oordeel is ook van belang dat erflater en X vrienden waren, dat vaststaat dat zij samen casino’s bezochten om te gokken en dat erflater een deel van de leningsovereenkomst contant in een casino aan X heeft verstrekt, zoals onweersproken door X is gesteld. Aangenomen moet daarom worden dat erflater ten tijde van het sluiten van de leningsovereenkomsten wist dat X gokverslaafd was. Erflater heeft dus moeten begrijpen dat X door zijn gokverslaving, in combinatie met zijn beperkte financiële middelen, bewogen is tot het afsluiten van de twee leenovereenkomsten.

Om te kunnen spreken van bevorderen in de zin van artikel 3:44 lid 4 BW is het niet noodzakelijk dat erflater in dit geval het initiatief neemt tot het sluiten van de overeenkomst of op een andere manier de ‘wilsvorming’ van de ander actief heeft beïnvloed. Het meewerken aan de totstandkoming van een overeenkomst levert al het bevorderen van die overeenkomst op. Aannemelijk is dat X erflater heeft gevraagd hem de bedragen te lenen, en dat erflater daarop bevestigend heeft geantwoord. Het is ook mogelijk dat erflater uit eigen beweging X heeft aangeboden bedragen aan hem te lenen. Voor beide gevallen geldt dat erflater het tot stand komen van de leenovereenkomsten heeft bevorderd in de zin van artikel 3:44 lid 4 BW.

Gezien de gokverslaving van X moet het voor erflater duidelijk zijn geweest dat X een groot deel van de hem ter beschikking staande financiële middelen, en met name ook de geleende bedragen, zou gebruiken om te gokken. Niet gesteld of gebleken is dat X in het verleden per saldo winst heeft behaald met gokken, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat gokken heel vaak leidt tot verlies. Erflater moet dus ook hebben geweten dat er een aanzienlijke kans bestond dat X de geleende bedragen zou verliezen door ermee te gokken. Onder deze omstandigheden had erflater X moeten weerhouden van het sluiten van de leningsovereenkomsten.

Aan de wettelijke voorwaarden voor vernietiging van de leenovereenkomsten is dus voldaan. Vernietiging van een overeenkomst heeft terugwerkende kracht (artikel 3:53 lid 1 BW) en de overeenkomst wordt dan geacht nooit te hebben bestaan. De betalingen van erflater aan X hebben dan zonder rechtsgrond plaatsgevonden. Eiseres kunnen de verstrekte bedragen terugvorderen op grond van onverschuldigde betaling, echter dit hebben zij niet gevorderd en bovendien geldt dat natuurlijk alleen voor bedragen die X nog niet heeft terugbetaald en X krijgt daarom een bewijsopdracht voor de betalingen die hij heeft gedaan.

Lees hier de hele uitspraak. En bent u van mening dat in uw geval ook overeenkomsten voor vernietiging in aanmerking komen? Waardoor u een gunstiger resultaat uit een nalatenschap verkrijgt? Neem dan contact op met onze advocaat executeur.