De Rechtbank Oost-Brabant heeft op 4 mei 2020 uitspraak gedaan in kort geding in een geschil tussen executeurs over de afwikkeling van een nalatenschap.

Partijen zijn broers en zus van elkaar.

Moeder, de erflaatster, heeft een testament laten opmaken. In het testament zijn partijen tot erfgenamen benoemd. Partijen hebben de nalatenschap allen zuiver aanvaard.

Partijen zijn in het testament tevens benoemd tot executeurs van de nalatenschap met gezamenlijke bevoegdheid.

Eisers vorderen hen te machtigen om namens de erfgenamen de nalatenschap te beheren en alle rechtshandelingen en feitelijke handelingen te verrichten die daartoe noodzakelijk zijn, waaronder het beheer over de financiën en bankrekeningen van moeder en hen te machtigen om mede namens gedaagde de woning te verkopen.

De erfgenamen leggen daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.

Voor de afwikkeling van de nalatenschap van moeder moet de woning worden verkocht.

Eisers verzoeken hen op grond van artikel 3:174 BW te machtigen om de woning te gelde te maken.

Eisers hebben een spoedeisend belang bij de afwikkeling van de nalatenschap omdat de schulden steeds verder oplopen en het de wens van moeder was om binnen zes maanden na haar overlijden de legaten uit te keren.

Gedaagde betwist dat hij niet wil meewerken aan afwikkeling van de nalatenschap.

Hij heeft aangegeven de woning over te willen nemen. Hij is daar emotioneel aan gehecht. Partijen waren daarover nog in overleg.

Het testament voorziet in een geschillenregeling indien een erfgenaam bezwaar heeft tegen het te gelde maken van de woning.

Eisers trachten door middel van dit kort geding gedaagde de mogelijkheid te ontnemen om conform die geschillenregeling het geschil over de verkoop aan de kantonrechter voor te leggen.

Er is voldoende geld in de nalatenschap om de lopende kosten van te voldoen.

Kort geding. Executeur. Machtiging tot beheer van de nalatenschap? Machtiging te gelde maken van een woning?

De rechter oordeelt als volgt.

Omdat eiser in Duitsland woont, rijst de vraag naar de rechtsmacht van de voorzieningenrechter en het op het geschil van partijen toepasselijke recht.

Op grond van art. 4 van de Verordening (EU) Nr. 650/2012 heeft de voorzieningenrechter rechtsmacht omdat moeder ten tijde van haar overlijden haar gewone verblijfplaats in Nederland had.

Op grond van art. 21 van de Verordening (EU) Nr. 650/2012 is op het geschil van partijen Nederlands recht van toepassing omdat moeder ten tijde van haar overlijden haar gewone verblijfplaats in Nederland had.

Eisers hebben voldoende spoedeisend belang bij het gevorderde.

Zij stellen dat de nalatenschap niet kan worden afgewikkeld omdat gedaagde weigert mee te werken aan verkoop van de woning.

De vordering strekt ertoe dat eisers gemachtigd worden om de nalatenschap te beheren.

Een dergelijke machtiging zou betekenen dat gedaagde als mede-executeur van de nalatenschap buitenspel wordt gezet.

Voor het treffen van een dergelijk ingrijpende voorziening bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment onvoldoende grond.

Uitgangspunt is dat indien eisers het volledige beheer over de nalatenschap willen verkrijgen, zij op grond van artikel 4:149 BW aan de kantonrechter om ontslag van gedaagde als mede-executeur kunnen verzoeken.

Eisers hebben niet gesteld, laat staan voldoende aannemelijk gemaakt dat zij die procedure in dit geval niet zouden kunnen volgen.

Daarbij komt dat voor ontslag van een executeur een dringende reden is vereist.

Het bestaan van een dergelijke reden is door eisers ook niet voldoende aannemelijk gemaakt.

De vordering zal daarom worden afgewezen.

De volgende vordering strekt tot het verkrijgen van een machtiging om de woning te gelde te maken.

Op grond van artikel 3:174 BW kan aan een deelgenoot een dergelijke machtiging worden vertrekt indien sprake is van een gewichtige reden.

Het beschamen van een deelgenoot van het vertrouwen dat hij mee zal werken aan verkoop levert een dringende reden op.

Eisers hebben met de overgelegde e-mails van gedaagde voldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagde dat vertrouwen heeft geschaad.

Hij heeft eisers in correspondentie over de afwikkeling van de nalatenschap meermaals in niet mis te verstane bewoordingen uitgescholden.

Het is ook voldoende aannemelijk dat de woning verkocht zal moeten worden.

Gedaagde geeft weliswaar aan dat hij de woning wil overnemen, maar hij heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij de daarvoor benodigde financiering kan verkrijgen.

Het inkomen van gedaagde zelf is daarvoor in elk geval ontoereikend. Hij heeft geen baan en ontvangt een uitkering.

Gedaagde stelt weliswaar dat hij een vriendin heeft die wel een baan heeft en dat zij samen bezig zijn om een financiering te verkrijgen, maar hij heeft die stelling verder niet onderbouwd.

Gedaagde heeft niets gesteld over de hoogte van het (gezamenlijke) inkomen van hem en zijn vriendin en/of welk bedrag aan financiering zij op basis daarvan zouden kunnen verkrijgen.

De voorzieningenrechter gaat er daarom van uit dat de woning aan een derde zal moeten worden verkocht.

Slotsom is dat voldoende grond bestaat om eisers te machtigen om de woning te gelde te maken.

Deze vordering zal daarom worden toegewezen.

Nu gedaagde geen bezwaren heeft geuit tegen bemiddeling door Makelaarskantoor bij de verkoop, zal ook dat onderdeel worden toegewezen.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat executeur over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over verkoop van onroerend goed uit een nalatenschap, belt u dan gerust onze advocaat executeur op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de taken en bevoegdheden van de executeur, bezoek dan onze website over de executeur. Klik dan hier.